Eenhoofdig gezag
Het uitgangspunt is dat beide ouders het gezamenlijk gezag over hun kind hebben. In veel gevallen hebben ouders dat dan ook. Maar in sommige, heel problematische situaties geeft het hebben van gezamenlijk gezag zó veel problemen, dat het gezamenlijk gezag niet (meer) in het belang van het kind is.
Eén van de ouders kan een verzoek tot eenhoofdig gezag indienen bij de rechter. Een minderjarig kind kan vanaf 12 jaar ook zelf verzoeken om een gezagswijziging.
Vaak speelt er in deze situaties al een hoop. Er zijn dan vaak meerdere procedures gevoerd en is er veel strijd. In sommige gevallen is de Raad voor de Kinderbescherming al betrokken geweest, of staat het kind onder toezicht van een gezinsvoogdijinstelling. De rechter kan in het geval van een verzoek tot eenhoofdig gezag bepalen dat eerst een onafhankelijk advies van de Raad voor de Kinderbescherming nodig is. Deze adviseert de rechter over de vraag of het eenhoofdig gezag in het belang van het kind is.
Het kan ook zijn dat de andere ouder – met gezag – buiten beeld is. Er is bijvoorbeeld helemaal geen contact meer mogelijk met de andere ouder, doordat deze naar het buitenland is vertrokken. Het kan ook zijn dat de andere ouder enorm in de problemen zit (verslaving, detentie, etc.). Hierdoor kan het praktisch niet mogelijk zijn om samen beslissingen te maken. Het kind kan daardoor in de knel komen: een schoolkeuze kan niet worden gemaakt, een paspoort niet worden aangevraagd, etc. In zulke gevallen kan de rechter het gezag voor bepaalde tijd schorsen, of beslissen dat de ouder voortaan het eenhoofdig gezag heeft.