Terug naar overzicht

Schorsing of beëindiging ouderlijk gezag

Elk kind dat in Nederland geboren wordt staat tot zijn achttiende levensjaar onder ouderlijk gezag. Het uitgangspunt is dat beide ouders gezamenlijk gezag hebben en dus gezamenlijk beslissingen nemen over het minderjarige kind. Dit is voor ouders helaas niet altijd mogelijk. Als het de ouders niet lukt om gezamenlijk gezag uit te oefenen, kan het gezag worden beëindigd of geschorst.

Wat is ouderlijk gezag en hoe wordt het verkregen?

Wanneer iemand ouderlijk gezag heeft, betekent dit dat diegene wettelijk verantwoordelijk is voor het verzorgen en het opvoeden van het kind. Daarnaast heeft het betrekking op het nemen van belangrijke beslissingen, zoals schoolkeuzes, medische behandelingen en de hoofdverblijfplaats van het kind. De moeder van het kind verkrijgt dit gezag automatisch. De vader verkrijgt het gezag automatisch als hij de wettelijke echtgenoot of geregistreerd partner is van de moeder ten tijde van de geboorte. Als hij dit gezag niet heeft en dat wel wil, kunnen de ouders samen het ouderlijk gezag registreren bij de rechtbank. Als de vader het gezag wel wil, maar de moeder dat niet wil, kan hij een verzoek daartoe indienen bij de rechtbank.

Wanneer wordt gezamenlijk ouderlijk gezag beëindigd?

Het komt voor dat gezamenlijk ouderlijk gezag niet meer in het belang is van het kind. De rechter kan volgens de wet bepalen dat het gezag aan één van de ouders toekomt in plaats van beide als:

  1. er een ontoelaatbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen een korte tijd voldoende verbetering zou komen, of;
  2. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Met klem of verloren raken wordt bedoeld dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk belangrijke beslissingen te nemen over het kind. Het kind zit dan klem in die discussie: noodzakelijke beslissingen worden dan niet genomen en het kind staat stil (denk aan schoolkeuze, therapie).

Het gezag van een ouder kan worden beëindigd in gevallen waarin een van de ouders geen verantwoordelijkheid kan nemen voor de verzorging en opvoeding van een kind. Dit is bijvoorbeeld het geval als een van de ouders een ernstige drugsverslaving heeft, weigert hulp te zoeken, en de communicatie tussen de ouders vrijwel onmogelijk is door het drugsgebruik. Daarnaast kan het zijn dat een van de ouders buiten beeld is en bijvoorbeeld in detentie zit of in het buitenland woont, waardoor de communicatie zeer moeilijk verloopt, of er helemaal geen contact meer is.

In de meeste gevallen hebben de ouders die deze procedure doorlopen al een lange tijd strijd. Voorafgaand vindt in sommige gevallen een ondertoezichtstelling plaats en kan de Raad voor de Kinderbescherming betrokken zijn bij de zaak.

 

Wanneer wordt ouderlijk gezag geschorst?

Volgens de wet kan de rechter het ouderlijk gezag schorsen als:

  1. het noodzakelijk is om acute en ernstige bedreiging van een minderjarig kind weg te nemen, of
  2. een ernstig gevaar voor de gezondheid van een minderjarig kind te voorkomen als de ouders weigeren toestemming te geven voor een medische behandeling.

De rechter kan kiezen om iemand geheel of gedeeltelijk te schorsen in het gebruik van gezag. Waar mogelijk wordt een gedeeltelijke schorsing gebruikt, zeker als het gaat om medische situaties. Een schorsing van het gezag zou bijvoorbeeld kunnen worden toegewezen als een moeder gedurende haar bevalling weigert in te stemmen met een noodzakelijke bloedtransfusie op grond van haar religie[1]. Het gezag kan ook worden geschorst als ouders niet gezamenlijk tot een beslissing kunnen komen in het kader van een behandeling van hun zieke kind. Een schorsing van het gezag is tijdelijk.

Het openbaar ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming kunnen een verzoek doen tot schorsing van het ouderlijk gezag.

Vervangende toestemming

Als er sprake is van gezamenlijk gezag en één van de ouders weigert akkoord te gaan met bijvoorbeeld een aanvraag van een paspoort, een schoolkeuze of een vakantie, dan kan de ouder die de toestemming niet krijgt zich tot de rechter wenden. Deze ouder verzoekt dan vervangende toestemming en de andere ouder moet dan onderbouwen waarom de toestemming wordt geweigerd. De rechter neemt dan een beslissing die in het belang is van het kind.

Contact

Heeft u vragen? Neem dan vrijblijvend contact op met onze advocaat mr. E.M. Kooij via 071-36 10 900 of e.m.kooij@bosadvocaten.nl.

[1] Rb. Rotterdam 3 november 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:10737